De verpleegkundige aspecten van orale mucositis
Wist u dat 2,5% van de Nederlandse bevolking behandeld wordt voor kanker en dat er jaarlijks 74.500 patiënten de diagnose kanker te horen krijgen?1
Afhankelijk van het soort kanker en de uitgebreidheid van de ziekte kan de behandeling bestaan uit een operatie, bestraling, chemotherapie, hormonale behandeling, immuuntherapie, stamceltransplantatie of een combinatie van deze behandelingen.
Als gevolg van de directe effecten van cytostatica of radiotherapie op alle sneldelende cellen kan er een ontsteking (-itis) van het slijmvlies (mucosa) ontstaan. Dit veranderende slijmvlies wordt ook wel mucositis genoemd. De slijmvliezen in het menselijk lichaam vormen een natuurlijke barrière die ons lichaam beschermt tegen het binnendringen van zowel schadelijke stoffen als de meeste bacteriën en schimmels.
Orale mucositis is een ontstekingsreactie van de mondslijmvliezen die zich klinisch uit door oedeem, erytheem, ulceraties en/of pijn. De ontstekingsreactie is een direct gevolg van de gegeven therapie, waarbij lokale factoren een verergerende rol kunnen spelen (V&VN oncologie). De slijmvliesschade, mucositis, is alleen zichtbaar in de mond van de patiënten, maar reikt van mond tot anus.
Niet alle cytostatica geven in even sterke mate beschadigingen van het slijmvlies. Uit onderzoeken blijkt dat orale mucositis bij 80-100% van de patiënten met hoofd-halskanker die behandeld worden met radiotherapie voorkomt. Van de patiënten die behandeld worden met radio- en chemotherapie krijgt 89% last van mucositis. Van de patiënten die een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) ondergaan, krijgt 75-100% last van orale mucositis.
Oncologiepatiënten die behandeld worden met chemotherapie hebben gemiddeld 40% kans op orale mucositis.2,3 De ernst van mucositis is sterk afhankelijk van de aard, de dosis, de frequentie en het toedieningsschema van de chemotherapie en/of radiotherapie.
In dit artikel wordt alleen de orale mucositis (OM) nader besproken.